|
|
SPEK EN BONEN (CINEMA)
1.
EEN MAN VAN IN DE VIJFTIG.
IN EEN CAFÉ.
EEN DAG NA DE FEITEN.
'Hoe moeder en dochter zo van elkaar kunnen verschillen. Simone, dat is een nijdige keffer. Zwart haar, niets grijs daarin, weinig rimpels voor haar leeftijd en een koppel ogen dat nog altijd vuur kan schieten, zelfs in het donker. En niet op haar mondje gevallen, Simone. Verre van. Als ze zwijgt, is het omdat ze aan het slapen is. Of om aan haar sigaret te trekken. Groene Michel zonder filter, alstublieft. Gemakkelijk een slof of twee per week. Haar vent is er nog zot van geworden. Die liet haar van de ene dag op de andere zitten met haar kind. De meubelen mocht ze ook houden, zei hij. Die hingen toch uiteen. Maar het geld en de colliers van haar grootmoeder pakte hij mee, de smeerlap.
En Simone kon weer gaan kuisen en schrobben bij jan en alleman. Tweehonderdvijftig frank per uur, in het zwart. Een betere en een snellere was er niet te vinden. Dat zei iedereen. Akkoord, ze kon haar kwebbel niet houden. Zelfs als ze aan het stofzuigen was kwam ze boven het geraas uit, zo scherp als een papegaai zonder eten. En het was niet altijd vriendelijk wat ze te zeggen had. Op iedereen wist ze iets. Maar echt kwaad bedoelde ze het niet. Ze had het zelf moeilijk, dat is alles.
Terwijl Tanya
Veel valt daar niet over te vertellen. Een stil water met een stinkende grond. Met haar moeder heeft ze niets gemeen. Zuiver niets. Behalve dat ene natuurlijk. Als het niet zo triestig was zou je er nog om kunnen lachen. Maar voor de rest? Ze zeggen dat je aan de vader altijd kunt twijfelen en aan de moeder niet. Maar volgens mij hebben de verpleegsters Tanya in de wieg verwisseld met de echte dochter van Simone.'
2.
DE BESCHULDIGDE.
IN DE BEWUSTE STRAAT.
DE OCHTEND ZELF, NOG GEEN UUR NA DE FEITEN.
Tanya Demesmaecker zit in haar Peugeot 205 te wachten tot het licht wordt. Ze zweet, al zijn allebei de raampjes opengedraaid. In haar gebloemde jurk staan er kringen onder de oksels.
Het enige waar Tanya in de beklemming van de kleine wagen aan kan denken, is aan haar kamertje in het internaat dat ze vier jaar geleden heeft verlaten.
Daar werd ze vijf hoog iedere morgen wakker met een schok, omdat ze droomde dat ze uit het raam viel en op de plaveien van de speelplaats neersmakte. Altijd datzelfde beeld. Een wentelend vierkant vol stenen messen, dat haar naar zich toe zoog. Ze hield haar armen voor het gezicht, ze trapte met haar benen als een vis met zijn staart. Soms riep ze voor ze te pletter viel. Een van de keren dat Tanya riep, had Zuster Geneviève het gehoord. Een verdorde non met een scheefgegroeide hand en een plechtige blik. Een van de laatste zusters die op de school surveilleerde en de enige die nog vasthield aan het zwarte kleed met kap. Ze schoof het kamertje binnen en ging op het voeteneind zitten. Ze streelde met haar scheve hand over het laken, dat nat was van het zweet. Tanya trok haar voeten weg en de hand hield op met strelen. Wat scheelt er, mijn kind?
Tanya antwoordde fluisterend wat ze gedroomd had. En dat ze iedere morgen zo wakker werd. Dat ze een uur, twee uur met haar ogen open lag, tot het licht werd, en pas dan opnieuw durfde te slapen.
Zuster Geneviève knikte. Ze bracht haar goede hand voor haar borst en speelde met het zilveren kruisje dat ze van haar moeder zaliger had gekregen, op de dag van de geloften. Heer, kijk naar dit onrustige jonge lijf. Bleek en groot, het is te snel gegroeid in korte tijd. Is dit nu onschuld? Dit armzalig zweten? Ik zie geen hooglied, geen feest. Ik zie een manke bloesem, door zijn eigen bloei bedreigd.
Zwijgend verliet Zuster Geneviève het benauwde kamertje en kwam terug met in haar klauw een paar boeken. Het leven van de Heilige Anna. Het vademecum voor de jonge vrouw. Meisje, echtgenote, moeder door Emiel Dutrez S.J. Zo probeerde Tanya haar angsten te bestrijden door te lezen. Maar hoe hoog de stapel boeken naast haar bed ook werd, de angstdromen bleven komen, iedere morgen weer.
Tanya buigt zich naar de achterbank van de Peugeot. Ze zoekt tussen de kleren en de rommel naar een boek, een magazine, een krant. Er ligt niets. Ze merkt dat er bij haar pols nog een veeg bloed zit. Met een papieren zakdoekje en wat spuug veegt ze het weg. Het zakdoekje gooit ze niet door het geopende raam. Ze stopt het in haar handtas, bij de andere. En als het eindelijk licht wordt, rijdt ze naar het politiebureau.
3.
EEN GETUIGENDE POLITIEAGENT.
IN DE RECHTSZAAL.
TIJDENS HET PROCES.
'In shock zou ik het niet noemen. Ik heb er genoeg zien binnenkomen om te weten hoe dat is. Volgens mij is ze gewoon zo. Bokkig, stil. Een beetje een vijs kwijt. En ze was ook doodmoe, echt waar. Ze deed haar verhaal en ze vroeg of ze in de cel mocht slapen. Dat mocht, waarom niet. Dat was trouwens de enige keer dat ze iets toonde van emoties. Toen ze aan het slapen was, bedoel ik. Ze woelde de hele tijd en ze riep een paar keer. Nogal luid zelfs. Maar toen ze wakker werd, was het weer van hetzelfde. Een traan heb ik niet gezien. Ook niet toen haar moeder kwam janken en lamenteren aan de balie. Ze moet dat gehoord hebben tot in haar cel, het kan niet anders, zoals dat mens haar klep kan openzetten. Maar geen krimp geven, niets. Ze zag er nog altijd even moe uit als toen ze binnenkwam, en ze vroeg naar niets of niemand. Ook niet naar haar Marco.'
4.
MARCO.
'S AVONDS IN EEN PARKEERGARAGE.
TWEE JAAR VOOR DE FEITEN.
(zijn voormalige boezemvriend Bertje de Vries ligt bloedend voor hem op de grond) 'Je mag haar hebben, kameraad. En haar strontboetiek erbij. Ik heb haar niet meer nodig, ik ben al met een ander. Een betere, in ieder opzicht. Zeg haar dat maar. En kruip jij maar op haar, zoveel als je wilt. Maar kom achteraf niet zagen. En blijf uit mijn buurt. Volgende keer sla ik allemááI uw tanden eruit.'
5.
DE EX VRIENDIN VAN MARCO.
EEN VERKOOPSTER IN BOETIEK LA STRADA.
IETS MINDER DAN TWEE JAAR VOOR DE FEITEN.
'Pardon, ik was Márco zo beu als kouwe pap. Niet dat dat belangrijk is, maar hij moet niet het tegenovergestelde rondvertellen. En Bertje de Vries, die heeft niets met mij te maken, dat is een goeie vriend, meer niet. Hij komt mij zo af en toe 's avonds helpen in de boetiek. Mettertijd kán dat wel iets worden, dat kan altijd, waarom niet? Hij heeft van alles wat Marco niet heeft. Prima job, goed karakter, hij verzorgt mij als een prinses. En hij kan koken als een chef.
Wablieft, Marco charmanter? Als hij iets los moet krijgen, misschien. Je kent hem niet goed. Je moet hem eens meemaken onder vier ogen. Ze zal dat wel rap genoeg doorkrijgen, zijn Tanya. Ah, dat weet je nog niet? Dat hangt hij niet aan je neus, natuurlijk. Tanya. Haar moeder kuist in de Rex. Tanya, die grote, bleke. Wat hij daar toch in ziet. Schoon is ze niet, maar lomp, lòmp. Gekleed door het Leger des Heils, schat ik. En ik durf wedden dat ze haar haar verft, het is een rosse, die hebben allemaal zo een wit vel. En dan die wallen onder haar ogen
Pfft. Nog een die nooit zo oud zal worden als ze er uitziet. Zeker niet als ze blijft aanpappen met hem.
Weet je wat het is? Marco is van het slag venten dat geen vrouw nodig heeft maar een moeder. Ik heb nooit in heel mijn leven zo voor iemand gejaagd en gelopen. Zijn handen stonden zó. Hij kon met moeite een ei bakken als ik eens niet thuis was.'
6.
ZUSTER GENEVIÈVE.
IN TANYA'S KAMER IN HET INTERNAAT.
VIER JAAR VOOR DE FEITEN.
'Zijn dit jouw boeken, mijn kind? Eenzaam is het hart
De praktijken van dokter Jones. Is dit de lectuur die we voor je hebben meegebracht? Je maakt misbruik van ons vertrouwen, en je weet het. Nee? Waarom had je ze dan verstopt?
Je doet ons verdriet, Tanya. Besef je dat? Wat zeg je? Zei je iets?
Beloof ons ten minste dat je het niet opnieuw zult doen, ja? Beloof je dat?
Ik wacht, Tanya
Beloof je het?
Tanya!
Beloof je het!
Goed dan. Als je besloten hebt om ons pijn te blijven doen, kunnen we niet anders dan je strafstudie te geven. De hele week. En die boeken gaan de prullenmand in.'
7.
BOY MEETS GIRL.
IN SNACKBAR UILENSPIEGEL.
TWEE EN EEN HALF JAAR VOOR DE FEITEN.
Tanya leest. Tegenover haar heeft een kerel ongevraagd plaatsgenomen. Hij lijkt op die ene, die blonde, uit dat feuilleton op woensdagavond. Hij drinkt een biertje en kauwt op een tandenstoker en houdt geen moment zijn mond.
MARCO: Ik begrijp dat niet. Iedere avond moet ze overwerken. Zegt ze. Overwerken? In een boetiek! Snap jij het? Ik niet. Ik kom dan altijd naar hier om iets te eten. Moederziel alleen thuis aan een keukentafel zitten, dat is niets voor mij. En jij, kom jij hier veel?
TANYA: (leest) Af en toe.
MARCO: We moeten elkaar al die tijd misgelopen zijn, dat kan niet anders. Ik zou mij jou herinneren. Direct. Zo veel volk komt hier nu ook weer niet. En jij springt nogal in het oog. Echt waar. Ben je altijd zo aan het lezen?
TANYA: (leest) Nee.
MARCO: Als je liever voort leest, moet je het zeggen.
TANYA: (leest)
MARCO: Zeg het maar. Lees je liever verder? Of mag ik je op een koffietje trakteren? Wat denk je?
Tanya legt haar boek terzijde en drinkt drie koffies en een milkshake op kosten van Marco.
De volgende ochtend schrikt ze niet wakker. Ze wordt niet overvallen door de droom waarin ze uit het raam stort en neersmakt op de grijze, korrelige stenen. Ze droomt helemaal niet. Het is al licht als ze wakker wordt.
Ze blijft in bed liggen. Beneden is haar moeder druk in de weer. Zelf heeft Tanya nog een half uur voor ze op moet. Ze neemt haar boek en zoekt waar ze de dag daarvoor in snackbar Uilenspiegel gestopt was met lezen. Bladzijde 116, in Een hart van goud.
(
) Phoebe begon te huilen, onhoorbaar eerst, maar al spoedig liet ze zich helemaal gaan en stortte ze zich in Cals armen. 'Ik heb nog nooit zo gehuild,' zei Phoebe en ze droogde haar tranen, 'maar het gaat alweer beter. Ik kan tenslotte niet de hele dag op je schouder snotteren.' 'Nee,' beet Cal haar afgemeten toe. 'Ik vermoed inderdaad dat een minuutje of twee in een heel leven wel genoeg is. En het is heel vreemd van me dat ik je een beetje wilde troosten, neem me niet kwalijk!'
Er viel een stilte. Ze glimlachten plots flauwtjes naar elkaar en de spanning was gebroken. Vol hartstocht trok Cal Prescott Phoebe naar zich toe. Hun lippen versmolten. (
)
Beneden trekt Simone de deur in het slot en begeeft zich naar haar werk.
8.
DE MOEDER.
IN HET KANTOORTJE VAN DE REX.
ZES MAANDEN NA DE EERSTE ONTMOETING MET MARCO.
'Het is zo een attente jongen. Je zou hem eens bezig moeten zien met ons Tanya. Ze bloeit helemaal open. Ze slaapt rustig, ze eet goed, ze lacht van 's morgens tot 's avonds en ze komt uit zichzelf al eens tegen mij babbelen. Dat deed ze vroeger nooit.
Eergisteren komt ze zo naar mij en ze zegt, ma zegt ze, nu moet ik toch eens iets vragen. En blijkt, na veel vieren en vijven, dat ze wil vragen of Marco bij ons mag komen wonen. Die jongen woont al een half jaar heel alleen op een gemeubileerd kamertje aan de andere kant van de stad. Dus wat zeg je dan, als moeder? Ze zitten de laatste tijd toch al meer bij ons thuis dan ergens anders, en wat kan er thuis meer gebeuren dan wat er nu al gebeurt die paar keren dat ze toch samen naar zijn kamertje trekken? Ik heb mijn ogen niet in mijn zak. Dus ik zeg, kind zeg ik, je hebt er de leeftijd voor, en als het je gelukkig maakt, waarom niet. Natuurlijk, ik had liever gezien dat ze eerst zouden trouwen. Maar de tijden zijn veranderd. En god weet, als ze trouwen willen ze ergens anders gaan wonen. En dan zit ik daar, in mijn eentje. Een leeg huis, ik mag er niet aan denken. Plus daarbij, een man in het huishouden, het is toch een gerief. We zijn wij twee hulpeloze vrouwen, en als je de kranten eens leest? We mogen al blij zijn dat er niets gebeurd is in al die jaren. Er lopen genoeg zotten vrij rond.
Vanavond, na haar werk, doen ze de verhuizing. Veel zal dat niet zijn. Een plant of vier, zijn muziekinstallatie, een paar dozen met kleren
Daarna is het feest. Ik ga koken voor ons drieën, een gebraadje, een goede fles wijn, koffie met een borrel. Marco weet daar nog niets van. Ik ben eens curieus hoe hij zal reageren. Ik zie zijn gezicht al voor mij. Dat wordt weer lachen tot achter zijn oren. Hij kan je zo aankijken, met die schone blauwe ogen van hem. Een blok beton zou ervan smelten. Het is echt een knappe, vriendelijke jongen. Ons Tanya heeft er kijk op. Er zijn er veel jaloers op haar.'
9.
EEN EX VRIENDIN VAN TANYA.
OP HET WERK TEGEN EEN COLLEGA.
EEN MAAND OF VIER NA MARCO'S VERHUIZING.
'Ik heb nooit iets van hem moeten hebben. Met zijn geslijm altijd. Weet je, dat hij het met mij ook geprobeerd heeft? ik zweer het. Ik zit hoop en al een half uur met hem alleen, te wachten op Tanya en haar moeder, en hij probeert al onder mijn rokken te kijken. En maar complimentjes geven, en knipogen gelijk zot. Precies een tic nerveux. En na een half uur vraagt hij het mij ineens. Vlakaf, in mijn gezicht. Ik ben opgestaan en ik heb hem laten zitten waar hij zat. Wie denkt hij dat hij is? Zo knap is hij nu ook weer niet.
Ik heb dat nooit verteld aan Tanya, ik wilde haar niet kwetsen. Achteraf bekeken had ik het beter gedaan, dan was ze gewaarschuwd geweest. Nu ben ik de zondebok.
In zekere zin kan ik dat begrijpen, het moet een terribele schok zijn. Je eigen moeder
Maar ik zie toch wat ik zie? Het is niet normaal zoals dat mens rond Marco fladdert. Als die twee ergens samen zijn en je komt binnen, dan heb je het gevoel dat je hen betrapt. Op een keer zit ik bij hen thuis. We zijn met ons vieren naar de TV aan het kijken. Marco staat op om een flesje bier te halen, hij passeert de moeder van Tanya, en die knijpt hem zo eens in zijn billen. Lach maar, ik wist niet wat ik zag. En het soort blikken dat ze wisselden? Waar Tanya en ik bij zaten. Later op de avond gaat hij weg, een pint pakken zogezegd, en hij kust ons alle drie ten afscheid. Eerst Tanya, dan mij, dan de moeder. En de moeder is de enige die hij op de mond kust. Drie keer. Mijn maag keerde ervan om. Geen tongkussen of zo, dat nu ook weer niet. Maar ze hadden wel alle twee hun ogen dicht, en ik ben zeker dat als Tanya en ik er niet bij waren geweest, dat die kussen dan heel wat langer geduurd zouden hebben. En dat er, sorry dat ik het zeg, meer aan te pas zou zijn gekomen dan hun tong.
Tanya ziet dat allemaal niet. Of ze wil het niet zien. Die avond bleef ze alleszins zonder om te kijken naar de TV koekeloeren. En de volgende dag, toen ik haar erover sprak, duurde het geen twee minuten of ze begon mij uit te maken. Ik zeg Tanya, kind, ik vind het ook niet plezant, maar ik móet het zeggen, het is mijn plicht, als vriendin. Maar ze bleef razen. En opeens viel ze stil. Sindsdien zegt ze geen gebenedijd woord meer tegen mij. En ze zit weer de hele tijd in van die boekjes te lezen.
Het laatste wat ze zei, was dat ik jaloers was op haar geluk. Ik vraag mij af waarom. Geluk kun je het moeilijk noemen, als je vent wordt ingepikt door je eigen moeder.'
10.
DE MOEDER.
TEGEN TANYA'S PSYCHIATER.
BIJ HET GERECHTELIJK VOORONDERZOEK.
'Ik heb er lang tegen gevochten. Heel lang. Het mag niet, dacht ik, het kan niet. En Marco heeft er zich ook lang tegen verzet, dat heeft hij mij verteld. Als we nu eens niet in hetzelfde huis hadden gewoond, zei hij
Misschien dat er dan niets gebeurd was. Nu kwamen we elkaar elke dag weer onder ogen. Ik vertrok 's morgens als eerste naar mijn werk, vlak voor Marco. Tanya vertrok een half uur later. Maar 's avonds kwamen Marco en ik samen thuis, een uur voor Tanya er was. Het is dat ene uur, iedere dag opnieuw, dat het hem gedaan heeft. Dat ene uur.
We hebben het er alle twee moeilijk mee gehad. Marco misschien nog meer dan ik. Maar
Pas op, ik zoek geen excuses
En niet dat ik haar zwart wil maken, maar
Ons Tanya is geen gemakkelijke. In het begin ging alles goed tussen haar en hem. Maar na een tijdje kreeg ze het opnieuw. 's Nachts, die dromen van haar. Ze lag dan te schokken van de schrik, ze riep heel het huis bijeen. En daarna lag ze een paar uur wakker. En dat lezen altijd. Dat was voor die jongen toch geen werk.
Met dat soort problemen kwam hij dan naar mij. Dat komt door de leeftijd. Hij was vijf jaar ouder dan Tanya en als je zo jong bent, telt elk jaar verschil dubbel. Terwijl ik, ik ben dan wel ouder dan hem, maar we stonden op dezelfde golflengte. We begrepen elkaar zonder een woord.
De eerste weken konden we het nog wegsteken voor haar. We hebben alle twee, Marco en ik, zelfs zitten hopen en bidden dat het voorbij zou gaan. Dat het een bevlieging was. Maar hoe langer dat het duurde, hoe beter dat we ons voelden.
De grote fout die we gemaakt hebben, was van het haar niet te vertellen voor ze er zelf op uitkwam. Maar hoe gaat dat. Ik zou nog altijd niet weten hoe je zoiets moet aankaarten. Je blijft het uitstellen en uitstellen. En op een dag is het te laat.
Het deed mij pijn, natuurlijk deed het mij pijn. Ik verloor altijd. Ofwel haar, ofwel Marco. Eigenlijk is het Tanya zelf die de knoop heeft doorgehakt. Zij is weggegaan. Ik ben gebleven. Marco ook.
Ik kan begrijpen dat ze kwaad was op ons. En dat ze niet meer bij ons wilde wonen. Dat was zelfs het beste, voor iedereen. Maar wat ze daarna heeft uitgespookt? Eerst die brief, om te schelden en om te zeggen dat ze al twee maanden in verwachting was van Marco. Dat kon gewoonweg niet. Marco heeft het mij gezworen. De tranen stonden in zijn ogen. Hij zou dat niet gekund hebben, zei hij, met twee tegelijk, moeder en dochter, en ze in feite alle twee bedriegen. De laatste maanden dat ze bij ons woonde, zei hij, hadden ze geen betrekkingen meer gehad. Niets.
Dus dat kind moet van iemand anders geweest zijn. Aan de moeder kun je niet twijfelen, aan de vader altijd. Ze heeft voorzeker een wildvreemde zover gekregen. Moeilijk is dat niet, voor een meisje van haar leeftijd. Ze zou alles gedaan hebben om Marco en mij te koeioneren. Alles. Een mens die verdriet heeft, doet rare dingen. Zeker ons Tanya. Zie maar naar wat ze gedaan heeft. Ze heeft mijn leven geruïneerd. En het hare erbij.'
11.
DE BESCHULDIGDE.
IN EEN GEMEUBILEERDE KAMER.
EEN NACHT, ZEVEN MAANDEN VOOR DE FEITEN.
Tanya ligt met haar ogen open op het bed. Het zweet staat op haar voorhoofd. De lakens heeft ze weggetrapt net voor ze wakker schoot. Ze sloeg in haar droom opnieuw te pletter, op het vierkant van grijze stenen. Deze keer duurde de droom iets langer. Ze kon zichzelf zien liggen na de val. Ze droeg geen kleren. Haar armen waren gebroken, haar gezicht was onherkenbaar. Haar heup één grote wond waaruit een stuk versplinterd bot stak.
Het kind beweegt al weken, maanden. Tanya legt haar handen onder haar nachtpon over haar gespannen buik. Van hem. Dit hier is van hem. Zoals ik van haar ben. Als het mij nog één keer schopt, laat ik mij van de trappen vallen.
Ze steekt het licht aan en grijpt een van de boeken die naast het bed op de grond liggen. De stad kent geen geheimen. Bladzijde 93 e.v.
(
) 'Het spijt me, m'n duifje,' lachte John Hamilton met een besliste trek om de mond. Hij tikte de askegel van zijn sigaret af op het tapijt. 'Vanaf vandaag is de naam Rose Woods uit mijn geheugen gebannen.' Hij trok de deur achter zich dicht. Even later klonk het gezoem van de lift. Rose stond nog steeds onbeweeglijk bij het raam.
'Toe, Rose, vertel het nou,' suste moeder. 'Iedereen heeft het nodig om te praten met iemand die je kunt vertrouwen. Daar dienen vriendinnen toch voor?'Ze streelde Rose over het hoofd. 'Het lucht op, geloof me nou!'Rose sloeg haar ogen op en keek haar moeder dankbaar aan.
(
) 'Kindje toch,'zuchtte Roses moeder na een lange stilte. Ze ging op de stoel bij het haardvuur zitten, haar anders zo rusteloze handen doelloos in de schoot, en schudde het hoofd. 'Ik had het kunnen weten. Mannen. Allemaal hetzelfde.' (
)
12.
MARCO.
EEN NOOIT GEPUBLICEERD INTERVIEW.
TIJDENS HET PROCES.
(Vr.)
Wat zocht u precies, mijnheer? De rijpheid van de vrouw enerzijds, de prilheid anderzijds? Moeder èn dochter, meisje èn vrouw? En waarom koos u uiteindelijk de moeder? Had u niet liever gehad dat de dochter was blijven inwonen? Hebt u spijt van uw keuze? Betreurt u het gebeurde? Voelt u zich verantwoordelijk? Zou u hetzelfde opnieuw doen?
(Antw.)
Wat gebeurt, gebeurt. Er is daar geen kiezen aan. Zolang ik mij goed voelde bij de dochter, bleef ik bij de dochter. Later voelde ik mij beter bij de moeder. Punt. Waarom zou ik mij schuldig voelen? Het initiatief ging trouwens van haar uit.
Simone was gewoon beter. Minder zot. Niet veel, maar toch. We konden tenminste praten met elkaar. En de rest ging ook beter dan met Tanya. Beter dan je op het eerste gezicht zou denken. Over een oude schuur gesproken, die Simone heeft gebrand, gebránd. Nooit meegemaakt. Ze moest mijn gezicht maar zien en het was al zover. En wat moet je dan zeggen, als man? Nee, bedankt? Morgen loop ik onder de tram en dan is het gedaan. Pakken wat er te pakken valt, zeg ik. En wat ook een feit is: Simone kon koken als de beste. Elke morgen voor we de deur uitgingen een dikke toast met boter en witte bonen in tomatensaus en een pan spek. Zó, hè. Op zijn Engels.
Maar ik heb haar moeten laten staan. Verleden maand. Dat was niet meer vol te houden, echt. Iedere week ging ze een keer of drie naar dat zothuis, de dochter bezoeken. En als ze terugkwam was het janken en klagen van begin tot einde. En mij uitschijten omdat ik niet mee op bezoek wilde gaan. Ik vraag mij of waarom. Wat heb ik daar verloren?
En de rest, dat was ook op stel en sprong afgelopen. Zo gaat dat met die wijven. De ene keer alles, de andere keer niets. Geraak er maar uit wijs. Jong of oud, dat speelt geen rol. Allemaal hetzelfde.
13.
TWEE VROUWEN VAN MIDDELBARE LEEFTIJD.<
OP DE HOEK VAN DE STATIONSSTRAAT EN DE PAARDENMARKT.
EEN DAG NA DE FEITEN.
X: Ik kan het nog altijd niet geloven. Je eigen kind.
Y: In feite heeft Simone hetzelfde gedaan. Iets beginnen met het lief van je dochter en haar dan buitensmijten? Het is geen moord natuurlijk. Maar het scheelt niet veel.
X: Het schijnt dat het over heel het lijfje littekentjes had, van daarvoor al.
Y: Zeg dat het niet waar is.
X: Toch, toch. Scheermesjes, naalden, gloeiend bestek
Hoe meer ze haar ondervragen, hoe meer ze loslaat. Ik ken iemand die naast haar woonde. Hij zegt dat het soms een dag en een nacht lag te huilen in de wieg, aan één stuk door.
Y: Als je dat zo allemaal hoort, dan is het misschien nog beter dat het zo gegaan is. Wie weet wat voor een leven ging het tegemoet.
X: Dat is waar. Maar het zou niet mogen zijn. Goed vijf maanden, een boreling nog bijna. Het zou niet mogen zijn.
14.
DE FEITEN.
EEN VERLATEN STRAAT.
DRIE UUR 'S NACHTS.
Precies een jaar nadat ze is weggegaan, keert Tanya naar het huis van haar moeder terug. Voor de stoep, op de grijze stenen van het voetpad, legt ze voorzichtig een grote bundel dekens neer.
Het slaapt. Eindelijk slaapt het.
Daarbinnen slapen hij en zij, denkt Tanya. Naast elkaar, tegen elkaar. Straks loopt hun wekker af. Ze zullen allebei opstaan, eten in de keuken en vertrekken naar hun werk. Zij zal als eerste naar buiten komen. Zoals altijd. Hij volgt.
Tanya haalt een grijze plavei uit de koffer van haar Peugeot te voorschijn en laat die op de straatstenen kapot vallen. Ze grijpt het puntigste stuk en gaat ermee naar de bundel dekens. Ze maakt het hoofdje vrij. Zijn kind. Háár kleindochter.
Niet lang daarna gaat Tanya opnieuw achter het stuur van haar Peugeot zitten. Ze maakt haar hand schoon met een papieren zakdoekje en wacht tot het licht wordt.
Copyright © Tom Lanoye, 2003
|