|
|
HET ONDENKBARE EN ANDERE GEDICHTEN
Het ondenkbare
Het wil de grootse plek versieren
het hemelse
doch niet aan de horizon,
noch tussen hier en daar,
noch vóór, noch naast, nog achter
de grenzen van de ruimte
Onzijdig blijven
dit is het schema
soepele schelp,
wortel noch ei,
beweegbaar dus, aanpasbaar,
in het anonieme,
het referentieloze,
menigte in het grrotwarenhuis,
in het spoorwegstation,
in de luchtvaartinstallatie,
in de sliert automobielen
langs de snelweg,
(antropologie van het supermodernisme)
in de drukte,
in de haast,
globaliserend,
in een bewegingloze snelheid,
nu, ginder, elders,
informatie cirkelend
overal en simultaan,
wereldwijd,
zonder dwang,
zonder noodzaak,
zonder bestemming,
uitgeholde kennis,
versplinterde macht,
onverschillig,
vrij
Herinnering aan Ronchamp (1)
Uit de brand en de ruïne
van een neo-gothisch kerkje
gered, bewaard, geheiligd,
gebenedijd,
geplaatst voor nu en wanneer,
hoog in de nis
achter glas en weerschijn,
eenzaam icoon
de rug gekeerd
naar de trappelende pelgrims
Citaat
en lang niet meer
object van de devotie,
nog tentoongesteld
maar in de ijlheid,
boven het altaar
maar niet in het licht,
tegensteld
aan het zilveren projectiescherm
van de wolken,
hoogstens herinnering,
marginaal, verbannen,
voorbijgestreefd door de utopie
van de Verlichting
in een verbeten concurrentie
met het ambivalente gevoel
van buitenaardse betrokkenheid
Klein, onbetekenend figuurtje
geschonken aan de doorbraak
in een muur van beton ,
boetelinge in de leegte
schaduw in de hemel,
open oog
in de diepe hoogte,
toegeving aan moeders geloof
1. La Chapelle Notre-Dame-du-Haut, Ronchamp, architect Le Corbusier, 1955.
La cité radieuse
Stralende steden
waarvan alle delen
aan spontane ontdubbeling
genoodzaakt zijn
symmetrisch te groeien
in de zes hoofdrichtingen,
trapsgewijs stenen en wolken
te stapelen heen en terug
naar de rust van de oorsprong,
de moederschoot verborgen
voor het beklemmend heden
Laat ons in het gemoed bewaren
de zonnestad van Campanella,
de utopia van Thomas Morus,
de Imola van Leonardo da Vinci,
het hemels Jeruzalem,
de roos in het hart van het kruis
in het verhaal
van Johan Valentijn Andreae,
Het Familisterium van Fourier,
Thomas Owen, Godin en anderen,
het futurisme van Sant’Elia,
de Metropolis van Fritz Lang,
de ineengestrengelde trappen en gewelven
van Piranesi,
het huis een paleis
van «le Fada de Marseille»
Het blijven de kamers van de taal
waarin de wanorde voert,
regelrecht naar de orde voert,
het spoorloze
zichzelf fataal in het spoor loopt,
de dingen oog in oog
het verdichtsel herkennen,
het teken van het begin
tille nover de grens
van verleden en heden
naar het vergrendeld komen
Het Möbius-huis (1)
Het huis van breuk en vrede
neemt stelling in de ruimte :
gestolde gedachte,
snelheid en beweging,
uithalende diagonaal,
reflecterende gevelbekleding
Er is ontsluitingsruimte genoeg
om rond te dwalen
langs de Möbiusring die,
op en af,
door de woning meandert
Het doel is niet te bewegen,
de beweging wil bestemming zijn
Hier is het verblijf niet terzake,
maar wegen en bewegen
in een tocht
door de innerlijke ruimtestreng
langs wegvliedende blikken,
langs grenzeloosheid van lichtinval,
van stilte en maat
Alle vormen zijn verdraaid,
verkreukeld, gedeukt,
onherkenbaar gemaakt
In deze relativering
en spoorloosheid
is het bewegen zelf
verblijf geworden,
zelfzijn opgenomen
in de losgebroken vloed
Bewegen om de ongrijpbaarheid
te bestendigen,
de ontplooiïng gaande te houden
en de wereld te observeren
zonder zich bloot te geven
Beweging impliceert onverschilligheid
jegens het moment van de dingen
Hier mag al het bewegende
bij het nekvel worden gepakt,
bespieden en bespied worden
wetend dat de uitkomst
zichzelf in het spoor loopt
De aandacht besteed aan het bewegen
ontkracht het verblijven
Vorm brengt vrede (2)
1. Het Möbius-huis, 't Gooi, Nederland. Architect Ben Van Berkel, 1997.
2. Cf. Ole Bouman in Archis, Nr 4, p. 56-63.
Copyright © Albert Bontridder, 2007
Copyright © Bon-A-Tirer, pour la diffusion en ligne
|